Boekfragmenten

Lees per thema alvast een fragment uit het boek.

Ik weet niet hoe oud ik was toen ik mijn vader vroeg waarom kerken meestal een toren hebben. Misschien vijf of zes. Hoe dan ook, mijn vader antwoordde: ‘Kerktorens wijzen naar de hemel. En dat vinden de mensen die naar de kerk gaan een fijn idee.’ Op mijn tweede vraag, waarom sommige moderne kerken dan geen toren hebben, zei hij: ‘Omdat de mensen niet meer precies weten waar de hemel is.’

     Mijn vader had altijd op alles een antwoord. Vooral in mijn vroege jeugd heb ik daar veel aan gehad. Later werd het moeilijker. Hij leed, net als ik nu, aan slapeloosheid. ’s Nachts las hij onze schoolboeken, zodat hij ’s ochtends kon laten merken dat hij alles beter wist dan wij. Hij had altijd gehoopt dat ik net als hij arts zou worden, het liefst psychiater. Maar zijn competitieve stijl maakte dat niet echt een aantrekkelijk perspectief. Om er zeker van te zijn dat ik nooit arts zou kunnen worden, liet ik op het gymnasium stiekem scheikunde vallen. Toen hij erachter kwam was het te laat. Ik had het al twee jaar niet meer in mijn pakket.

     Hij heeft nog wel een tijd geprobeerd mij te outsmarten. Tot ver in mijn studietijd. Maar dat hield vrij plotseling op nadat ik Heideggers Sein und Zeit op een avond quasi-achteloos naast zijn leunstoel had laten liggen. Als er een prijs zou zijn voor het moeilijkst te doorgronden boek ooit, dan maakt Sein und Zeit denk ik een aardige kans. Ik had er ook lukraak wat in zitten strepen, om hem nog extra in verwarring te brengen.

     Maar goed, arts werd ik dus niet, en dat betekende ook wel dat ik in mijn carrière en latere leven maar beperkt kon bouwen op zijn kennis en ervaring. En ik heb best wat gezwalkt in mijn carrière. Of eigenlijk daarvoor al. Ik ging van een studie Chinees naar politieke wetenschappen, naar filosofie, waar ik in de logica eindelijk vond wat ik zocht. En daarna ging ik van het strategieadvies naar het ondernemerschap, naar een directiefunctie in een internetbedrijf, naar het vak van lobbyist, en later toch weer adviseur, en ondernemer, en bestuurder. Ik heb me beziggehouden met de wereld van internet, de energietransitie, het onderwijs en duurzaamheid. Ik heb zelfs een datingbedrijf gehad, en ben aandeelhouder van een strandtent.

     Het waren misschien niet dertien ongelukken, maar wel twaalf ambachten. Dus ik zit vol met informatie en ideeën. Soms nuttig, meestal niet. Maar ik denk wel dat ik nu dingen begrijp die ik graag had willen begrijpen toen ik twintig was. En ik wil mijn kinderen graag iets nalaten. Omdat een groot, misschien wel te groot, deel van mijn leven zich in mijn hoofd heeft afgespeeld, moet dat wat ik nalaat wel in de ideeënsfeer zitten. De hoeveelheid kennis in de wereld is natuurlijk niet te overzien, dus het is bijna onmogelijk om ergens te beginnen. Maar voor mij begint het bij mijn zoons Jan en Ebel. Bij het schrijven ging ik af op wat voor hen interessant zou kunnen zijn.

     Ik probeer aan de hand van mijn eigen ervaringen een aantal wetmatigheden – of principes, of paradoxen – te vinden waarover meer of minder bekende wetenschappers geschreven hebben. Uiteindelijk zijn het 81 stukken geworden. Voor de Hindu’s een magisch getal, het kwadraat van 9, die ‘altijd in zichzelf terugkeert’ (een veelvoud van 9, is opgeteld altijd 9). Maar daarmee nog niet logischer dan een ander aantal.

     Wat ik wel probeer is om aan te haken bij de belevingswereld van mijn kinderen en soms te verwijzen naar namen of plekken die we samen hebben gezien, of ervaringen die we samen hebben gehad. Ik kan daarvoor putten uit een vrij groot repertoire, want we reizen veel samen en hebben in 2021 en 2022 een tijd rondgetrokken door Europa. Thuisonderwijs op de achterbank uit de boeken van school, maar ook heel veel kennis in het wild. En met het Cruyffiaanse voordeel dat het door corona bij alle topattracties in Europa buitengewoon rustig was.

     Net als die trip zijn de onderwerpen in het boek dus breed. Het oudste idee is van ongeveer 600 voor Christus, het nieuwste van vorig jaar. De stukjes bestrijken logica, wiskunde, filosofie, economie, statistiek, psychologie en biologie, en de denkers komen uit alle landen van Europa, het Midden-Oosten en de Verenigde Staten.

     Het belangrijkste criterium om een bepaald wetenschappelijk inzicht wel of niet op te nemen is vooral of ik het zelf in mijn leven ben tegengekomen en of het mijn eigen kijk heeft veranderd. Ik ben in mijn beschrijvingen niet altijd helemaal trouw aan de bedoelingen en intenties van de denkers die ik noem, maar probeer te laten zien wat ik er persoonlijk uit heb gehaald. En dan zo kort mogelijk. Dat doet hun ideeën niet altijd recht, maar het moet ook allemaal een beetje snel, want ik heb weinig geduld. Iets wat mijn zoons misschien ook wel een beetje van me geërfd hebben.

     Ik ben niet gelovig, ik hang geen enkele ideologie aan, en ik heb ook geen grand theory. Een idee is vaak maar beperkt bruikbaar. In sommige contexten kun je er wat mee en in andere heb je er niks aan. Dus alle stukjes zijn onafhankelijk van elkaar te lezen. Maar er is voor mij misschien wel een rode draad. Eigenlijk bestaat die uit drie onderdelen.

     Het eerste is dat alles in de wereld met alles samenhangt. Dat betekent dat je in je perspectief – op wat dan ook – voortdurend moet switchen tussen het geheel en de delen. Als je iets wilt begrijpen, kun je kijken hoe het is opgebouwd (de delen), maar je kunt je ook afvragen welke rol het speelt in een systeem (het geheel). Ik benadruk graag die laatste benadering, de systeemkijk, vooral omdat die vaak nieuwe perspectieven geeft. Dat komt doordat onze cultuur en ons onderwijs doordrenkt is van de eerste manier van kijken – die je ook wel reductionisme zou kunnen noemen. Daar is overigens heel veel goeds uit gekomen, dus we willen het zeker niet kwijt, maar het is een beperkt perspectief.

     Ten tweede is het zo dat onze kennis altijd beperkt is, ofwel doordat het perspectief tekort schiet, ofwel door het feit dat onze kennis altijd veel simpeler is dan waar het over gaat. Met andere woorden, heel veel dingen weten we niet, en wat we wel denken te weten klopt vaak niet.

     Ten derde: als je de wereld vooral met een systeembril bekijkt moet je er rekening mee houden dat wij zelf ook onderdeel zijn van datzelfde systeem. En dat het niet mogelijk is om ergens onderdeel van te zijn zonder het te beïnvloeden. Wat er vaak gebeurt, is dan dat een object (onderwerp) ineens een subject (lijdend voorwerp) wordt, en andersom. Met andere woorden, alles wat we zien, gaat over onszelf.

     Als je die drie draden samenvlecht, dan kom je bij het inzicht dat we bij tijd en wijle ons perspectief moeten wijzigen. Ik bedoel dan niet onze kijk op de wereld of op het leven, maar hoe je met een bepaalde situatie omgaat. Wittgenstein schreef ooit: ‘A man will be imprisoned in a room with a door that’s unlocked and opens inwards; as long as it does not occur to him to pull rather than push.’ Als je vastloopt, moet je vaak iets anders proberen. En soms heb je daar een ander denkmodel of idee voor nodig.

     Het is niet mijn bedoeling mijn kinderen iets bij te brengen. Ik moet het allereerst niet willen, want ik weet uit eigen ervaring hoeveel weerstand dat kan oproepen. Maar het is ook zinloos. Ze gaan toch niet doen wat ze zelf niet willen. In de inleiding van zijn Tractatus uit 1922 zegt Wittgenstein: This book will perhaps only be understood by those who have themselves already thought the thoughts which are expressed in it – or similar thoughts. Dat is voor mijn schrijfseltjes wat hoogdravend, maar zo gaat het wel vaak in het leven. Teksten, of andere mensen, kunnen je wel helpen, maar wat je echt leert komt toch heel vaak uit jezelf.

     Cruijff wist dat natuurlijk ook al: je gaat het pas zien als je het door hebt.